Steeds vaker komen gedragsproblemen op school voor. Leraren worden hier bijna dagelijks mee geconfronteerd. Bij de aanpak van gedragsproblemen op school is het van belang dat er inzicht komt in wat een kind doet, en nog veel belangrijker waarom vertoont een kind dit gedrag?
Gedragsproblemen op school en dan met name probleemgedrag dient vaak als “hulp uitweg functie” voor het kind. Deze uitwegen kun je onderverdelen in verschillende functies, zoals hieronder. Het is van belang dat bij het beoordelen van gedragsproblemen op school de oorzaak van het probleem wordt aangepakt en niet het getoonde gedrag.
- Het gedrag kan worden beloond door iets positiefs. Dit kan tastbaar zijn zoals een stuk speelgoed of een spel, maar kan ook een activiteit of voorrecht zijn. De beloning kan ook een positief gevoel voortbrengen of een gevoel van verbondenheid.
- Gedrag kan worden beloond door aandacht te geven aan het kind. Positieve aandacht kan worden gegeven in de vorm van werkbeloning, lachten bij een grapje en erkenning van het schoolwerk. Negatieve beloning kan bij gedragsproblemen op school worden gegeven in de vorm van strafwerk, een berisping of een weergave van woede, dit dient wel afgestemd te worden wat wenselijk is voor het kind.In gedragsterminologie worden bovenstaande functies omschreven als “positieve benadering”. Het gedrag kan worden beloond bij het produceren van een positieve gebeurtenis of juist worden gestraft bij een negatieve gebeurtenis. Het belonen van een positieve gebeurtenis kan leraren helpen met gedragsproblemen, deze kinderen zullen eerder hun hand opsteken als er iets is en zich ook vaker durven in te zetten voor een moeilijkere taak.
- Gedrag kan afleiding geven of dienen als ontsnapping aan iets onaangenaams. Bijvoorbeeld wanneer het gedrag leidt tot uit de klas zetten van een kind vindt hij/zij dit vaak moeilijk of onaangenaam. Gedrag kan ook helpen om iemands niveau van stimulatie of stemming veranderen . Sommige kinderen hebben een verhoogde behoefte aan stimulatie , ze zijn snel vervelen , en ze zijn vaak impulsief (ADHD) . Gedrag van deze kinderen kan worden veranderd door deze kinderen meer te stimuleren in afwisselende taken.
Sommige kinderen worden gemakkelijk geprikkeld of zijn sneller geïrriteerd. Hun gedrag laat vaak zien dat ze juist minder veel afwisseling moeten hebben en meer focus op één taak of één situatie.