Gedragsafwijkingen die duiden op PDD-NOS kunnen meestal pas van af een 3 tot 4 jaar worden weaargenomen door de ouders voordat de diagnose kan worden gesteld. Er is geen vast patroon van symptomen en tekenen bij kinderen met PDD-NOS. Het is belangrijk om te beseffen dat een zeer breed scala van diversiteit wordt gezien bij kinderen met PDD-NOS. Alle gedragsafwijkingen die hierna worden beschreven kunnen voorkomen, maar geen enkel kind zal alle symptomen tegelijkertijd vertonen. Met andere woorden, kinderen met PDD-NOS lijden niet in dezelfde mate of intensiteit aan de aandoening.
PDD-NOS kan mild zijn, waarbij het kind slechts een paar gedragsafwijkingen vertont, ofwel thuis of op school of erbuiten. Andere kinderen kunnen een meer ernstige vorm hebben van PDD-NOS en hebben moeite op alle gebieden van hun leven. Vanwege de mogelijkheid dat PDD-NOS en autistische stoornis in elkaars verlengde liggen zullen vele klinische functies die worden beschreven in de volgende sectie zeer vergelijkbaar zijn met die worden beschreven in de literatuur voor een autistische stoornis.
Tekortkomingen in sociaal gedrag
Sommige kinderen met PDD-NOS hebben de neiging om oogcontact te vermijden en weinig interesse in de menselijke stem te tonen. Ze steken niet hun armen uit om opgehaald te worden op de manier die doorsnee baby’s en dreumesen doen. Zij kunnen onverschillig lijken en vertonen weinig affectie, hun gezicht vertoont weinig reacties. Daarom denken ouders vaak dat het kind doof is. Bij kinderen met minder achterstand, kan een gebrek aan sociale responsiviteit pas veel later opvallen, zo tegen het tweede of derde jaar van het leven.
Als kleuter met PDD-NOS maken ze weinig oogcontact, maar ze kunnen genieten van kietelen of accepteren passief fysiek contact. Ze ontwikkelen geen typisch hechtingsgedrag, en er lijkt een gebrek aan binding zijn. Over het algemeen volgen ze hun ouders niet door het huis. De meerderheid vertoont niet de gebruikelijke scheidingsangst of angst voor vreemde gezichten. Deze kinderen doen het bij een vreemde bijna net zo gemakkelijk als bij hun ouders. Veel van deze kinderen vertonen een gebrek aan interesse in het samen zijn of het spelen met andere kinderen. Ze kunnen zelfs actief proberen te voorkomen dat andere kinderen met hun gaan spelen.
Tijdens de basisschool zullen zulke kinderen een groter bewustzijn of gehechtheid aan ouders en andere bekende volwassenen ontwikkelen. Echter, sociale problemen zullen blijven bestaan. Ze hebben nog steeds problemen met het in de groep spelen en het vormen van relaties met leeftijdgenoten. Een deel van de kinderen met minder ernstige PDD-NOS kunnen wel betrokken raken bij andere kinderspelen.
Wanneer deze kinderen ouder worden, kunnen ze aanhankelijk en vriendelijk zijn met hun ouders en broers en zussen. Maar ze hebben nog steeds moeite met het begrijpen van de complexiteit van sociale relaties. Sommige individuen met minder ernstige beperkingen kunnen een verlangen naar vriendschap hebben. Maar door een gebrek aan respons op andermans belangen en emoties, maar ook door een gebrek aan begrip van humor, zeggen of doen deze jongeren dingen die de ontwikkeling van vriendschappen kan vertragen.