Al heel vroeg kan blijken of een kind taalproblemen ondervindt. Nog voor het derde levensjaar hebben kinderen doorgaans al een aantal mijlpalen gepasseerd die horen bij de spraakontwikkeling. Zo beginnen baby’s met brabbelen, zeggen ze hun eerste woordjes rond de eerst verjaardag en bij de tweede kunnen ze al korte zinnetjes in elkaar zetten als “Zie hondje,” of “Meer koekie’, en kunnen ze eenvoudige aanwijzingen opvolgen.
Maar bij kinderen met autisme zal ongeveer de helft nooit leren spreken. Sommige baby’s die later tekenen van autisme vertonen brabbelen wel tijdens de eerste 6 maanden maar stoppen er dan al snel mee. Hoewel ze kunnen leren om te communiceren met behulp van gebarentaal en speciale elektronische apparatuur, kunnen ze nooit spreken. Anderen ontwikkelen hun taalvaardigheden pas veel later, zo rond de leeftijd van 5 tot 8.
Taalproblemen door achterstand:
Zij die wel spreken gebruiken taal of spraak vaak op een ongebruikelijke manier. Sommigen lijken niet in staat om woorden te combineren tot zinvolle zinnen. Sommigen spreken slechts enkele woorden. Anderen herhalen dezelfde zin, ongeacht de situatie.
Taalproblemen en herhaling:
Sommige kinderen met autisme zijn alleen in staat om na te praten wat ze horen, een aandoening genaamd echolalie. Zonder verdere training, komen ze nooit verder dan andermans zinnen zonder dat ze zelf begrijpen wat ze zeggen. Wat ze herhalen is misschien die vraag die zojuist werd gesteld, of een advertentie op televisie. Of uit het niets kan een kind roepen: “Blijf op je eigen kant van de weg!”. Iets wat ze hun vader weken eerder hebben horen zeggen. Hoewel kinderen zonder autisme ook door een fase gaan waarin ze herhalen wat ze horen, gaat dit over wanneer ze een jaar of 3 zijn.
Taalproblemen met voornaamwoorden:
Mensen met autisme hebben ook de neiging om voornaamwoorden te verwarren. Ze zien niet dat woorden als “mijn”, “Ik,” en “u”, van betekenis kunnen veranderen, afhankelijk van wie aan het woord is. Als een leraar bijvoorbeeld aan een kind met autisme vraagt: “Wat is mijn naam?” Dan kan het antwoorden: “Mijn naam is Alan.”
Taalproblemen door gebrekkige woordenschat:
Sommige kinderen zeggen dezelfde zin in verschillende situaties. Een kind zegt bijvoorbeeld: “Stap in de auto” op willekeurige tijdstippen gedurende de dag. Aan de buitenkant kan dit bizar klinken, maar het kan toch zeker wel een betekenis hebben. Het kind kan zeggen: “Stap in de auto”, wanneer ze naar buiten wil. In haar eigen geest associeert ze “Stap in de auto” met het verlaten van het huis. Een ander kind, dat “Melk en koekjes” zegt wanneer hij blij is, kan zijn goede gevoelens op deze manier uiten bij andere dingen die hem plezier doen.
Lichaamstaal ook onduidelijk:
Ook de lichaamstaal van een persoon met autisme is soms moeilijk te begrijpen. De meesten van ons lachen als we praten over dingen die we leuk vinden, of doen schouderophalend wanneer we een vraag niet kunnen beantwoorden. Maar bij kinderen met autisme komen gezichtsuitdrukkingen, bewegingen en gebaren zelden overeen met wat ze zeggen. De toon van hun stem doet evenmin recht aan hun gevoelens. Een hoge, zangerige, of vlakke, robot-achtige stem is gebruikelijk.
Invloed van taalproblemen op het gedrag:
Zonder betekenisvolle gebaren of de taal om dingen te vragen, staan mensen met autisme op verlies wanneer het gaat om anderen te laten weten wat ze nodig hebben. Als gevolg hiervan, kunnen kinderen met autisme gewoon schreeuwen of pakken wat ze willen. Temple Grandin, een uitzonderlijke vrouw met autisme die twee boeken heeft geschreven over haar aandoening, geeft toe: “Dat ik niet in staat was om te spreken gaf diepe frustratie. Schreeuwen was de enige manier waarop ik kon communiceren.” Vaak dacht ze bij zichzelf: “Ik ga nu gillen, want ik wil iemand zeggen dat ik iets niet wil doen.” Logisch dat mensen met autisme doen wat ze kunnen om door te dringen tot anderen zolang ze geen andere methodes hebben geleerd om hun behoeften te uiten.